Je zou het misschien niet meteen verwachten, maar ook roséwijn wordt gemaakt van 100% pure blauwe druiven. Een rosé van goede kwaliteit heeft vaak een bleke kleur. Deze kleur wordt verkregen doordat de druivenschillen voor een kortere tijdsduur bij het sap blijven, dan bij het maken van rode wijn. Als de juiste kleur is bereikt, worden de druiven geperst, en de schillen van het sap gescheiden. Hierna volgt de rest van het proces. De kleur en smaak van de rosé wordt bepaald door de tijd die de druivenschillen en het sap met elkaar in het wijnvat besteden. Ook zit er minder tannine in roséwijnen; over het algemeen maakt dit maakt hem licht en fris. Maar, wie denkt dat je rosé alleen op een terrasje in de zomer kunt drinken, vergist zich. Een robuuste, kruidige rosé is geschikt om in het najaar of in de winter te drinken, bijvoorbeeld bij gerechten met schaaldieren of varkensvlees. Een gris rosé is wellicht minder bekend, maar deze wijnsoort is zeer geschikt om te nuttigen bij een salade, lichte visgerechten en zelfs bij de borrel. Heerlijk voor op die ene warme zomeravond!